Sambal is de verzamelnaam voor Indonesische en Maleisische sauzen of smaakmakers. eigenlijk betekent het zoveel als “condiment” of “ingrediënt”. Niet altijd maar wel bijna bestaat het uit gemalen Spaanse pepers en een aantal andere specifieke smaakstoffen (waaronder zout) de sambal een bepaalde naam geven (zie onder). Veel gebruikte bestanddelen zijn azijn, gebakken uien, gefermenteerde garnalen (trassi), vruchten, gula java en allerlei specerijen.
Nederlanders zijn gewend aan sambal uit een potje. Maleisiërs en Indonesiërs maken meestal verse sambal met een vijzel.
Er is een groeiend aantal verschillende soorten sambal:
- Sambal badjak: (gebakken)
- Sambal bawang: (ui)
- Sambal brandal (of berandal): (gebakken, pittig)
- Sambal djahe: (gember)
- Sambal djeruk: (limoenblad)
- Sambal ebi: (garnalen)
- Sambal gledek (bliksemsambal – erg heet)
- Sambal katjang: (pinda)
- Sambal kemiri(e): (kemirinoot)
- Sambal manis: (zoet)
- Sambal matah: (citroengras)
- Sambal oelek: (oelek betekent wrijven)
- Sambal peteh: (petehbonen)
- Sambal rawit: (kleine groene rawitpepertjes)
- Sambal taotjo: (sojabonenpasta)
- Sambal terasi (met trassie, garnalenpasta)
Zie ook: