Walnoot of okkernoot. Je zou versteld staan van wat je er allemaal mee kunt. De naam, laten we daar even mee beginnen, is een samenstelling van het Oudgermaanse woord voor noot en de term *walha-, waarmee de Germanen hun niet-Germaanse buren aanduiden (daar komt het begrip koeterwaals ook vandaan). Een “buitenlandse noot” dus. In het Latijns nux gallica (“Gallische noot”).
Walnoten zijn erg lekker en gedijen goed in ons kikkerlandje. Wij eten de noten vooral rijp. In andere landen is dat niet altijd het geval: onrijpe walnoten worden gebruikt voor de bereiding van de vruchtenlikeur nocino. Ook worden de onrijpe noten in Rusland en de Kaukasus op siroop geconserveerd. De nog jonge noten worden eerst 10 dagen gespoeld om het jodiumgehalte te verlagen, en vervolgens met kruiden en suiker gekookt. De doppen van rijpe noten zijn ook nuttig. Zo werden ze vroeger gemalen en gebruikt als anti-aanbaklaag in bakkersovens. Ook zij de doppen nog steeds in gebruikt als polijstmiddel voor bepaalde metalen. In de ruimtevaart men ze als isolatiemateriaal in raketten om deze tegen hoge temperaturen te beschermen.
Zie ook:
Franse term: noix
Duitse term: Walnuß
Engelse term: walnut