De holle oester, Japanse oester of creuse (Crassostrea gigas) , creuse), is een eetbaar weekdier. De Japanse oester is een exoot . Hij hoort niet in onze wateren thuis. Hij werd in de de zestiger jaren van de vorige eeuw,  na de uitbraak van de oesterziekte in 1962/63 geïntroduceerd ter stimulering van de handel in oesters. INmiddels is de enorme groei in aantallen voor velen een doorn in het oog.

De Japanse oester kan zich zowel op een harde ondergrond als op een zachte ondergrond vestigen. De Nederlandse en Belgische kuststreken zijn ideaal gebied. De Japanse oester heeft nauwelijks natuurlijke vijanden en is dan ook bezig met een enorme opmars. Hierbij komt ook nog eens dat hij zich onder andere voedt met de larven van de mossel, de kokkel  de inheemse platte oester uit het water filtert en consumeert. Na Zeeland wordt hij nu ook meer en meer in de Waddenzee aangetroffen. Volwassen exemplaren van de Japanse oester kunnen in het algemeen 8 tot 40 cm groot zijn.

De holle Zeeuwse oester:

  • Ovale, grillig gevormde schelp
  • Voor consumptie geschikt na 3 jaar
  • De maten van de Zeeuwse oesters staan in Romeinse cijfers (I, II en III)

Wilde oester:

n de handel wordt de term wilde oester gebruikt voor oesters die wat grilliger van vorm zijn, omdat ze minder vaak zijn ovegeplaatst: de Zeeuwse oester wordt doorgaans regelmatig verplaatst om de vorm te beïnvloeden. Een echte wilde oester is een puntige oester, die rechtop in de bodem staat. Door de oester iedere keer te verplaatsen wordt vermeden dat hij rechtop gaat staan en daarmee blijft de vorm mooi ovaal.

Zie ook: Masterclass oesters openmaken, oesters

Franse term: Huitre creuse
Duitse term: Pazifische Felsenauster
Engelse term: Pacific oyster