Auguste Escoffier, de grote Franse kok, schreef in 1902 in zijn “Le guide culinaire”, het boek dat later de bijbel van de gastronomie zou worden, over aardappelpuree het volgende:
“Niet vergeten dat aardappelen voor puree maar net gaar mogen zijn en dat aardappelpuree die niet meteen wordt opgediend al haar goede kwaliteiten verliest.“
En zo is het ook. Precies daarom is het dus van belang om puree zelf te maken. Niet uit een bakje, niet uit een pakje.
Kies voor een geschikte aardappel. Niet te kruimig, niet te romig. Niet te vastkokend. Ik hou het het liefste bij een mooie stevige aardappel die goed diepgeel is. Dit is voor de structuur belangrijk, maar ook voor de kleur. Het beste resultaat behaalt u door verschillende soorten te gebruiken.
Schil de aardappels, snij ze in kwarten en zet ze op met heet water met wat zout. Kook snel gaar. Wanneer het kruim meegeeft als je er met je vingers op drukt: afgieten, laten uitlekken en even drogen in de oven (minuutje of 3 op 100 ℃).
Sommigen gebruiken een aardappelpers (zie afbeelding) of een groentemolen...
Wij geven de voorkeur aan een zeef: de aardappels met de bolle kant van een houten pollepel door de zeef drukken.
Mocht u toch nog even de puree moeten opwarmen voor u serveert, laat hem dan in geen geval koken! Daarvan kan hij van structuur veranderen.
Een andere zeer beroemde Franse chef, Paul Bocuse, deed altijd samen met de melk nog even één eierdooiertje erbij door. “Comme madame ma mère faisait à la maison.” – net als zijn moeder, thuis.
In memoriam, Paul Bocuse
Dank u wel, veel kookplezier en alvast...eet smakelijk!