Als u er zelf niet mee kookt is het hoog tijd dat u begint: zo komt u erachter dat een heleboel heerlijke Oosterse gerechten er naar smaken, zonder dat u wist dat het pandan was dat u proefde.

Pandan (Bot. Pandanus amaryllifolius) is een tropische plant in het geslacht Pandanus (schroefpalm). Het heeft geurige bladeren die veel worden gebruikt om smaak toe te voegen aan de keukens van Zuidoost-Azië en Zuid-Azië. De smaak van pandan wordt beschreven als bloemig, zoet, grasachtig en vergelijkbaar met vanille. Het groene sap uit de bladeren wordt gebruikt in de Maleisische, Indonesische en Filipijnse keuken als voedselkleurstof, bijvoorbeeld in groene spekkoek en tjendol.

In Sri Lanka wordt het rampé genoemd (Sinhala: රම්පේ) en het wordt bijna in elk huishouden verbouwd. De meeste Sri Lankaanse gerechten gebruiken deze bladeren voor de geur, samen met kerrieblaadjes. In India worden ze annapurna-bladeren genoemd; in Bangladesh wordt het pulao pata (পোলাও পাতা) genoemd; op de Malediven wordt het ran’baa genoemd,

Pandanbladeren worden zowel vers als gedroogd verkocht. In landen waar de plant niet groeit ook diepgevroren (zie afbeelding).