Knoflook (Bot. Allium sativum) is verwant aan de ui en aan bieslook. De knoflookbol kan zowel vers (heel, gesneden en geperst) in poedervorm (gedroogd en gemalen) als gemarineerd (meestal in zijn geheel) worden toegepast.
Van de knoflook wordt niet alleen de bol gegeten. In veel landen kennen ook de stelen de weg naar de keuken. Deze stelen worden vaak op zuur bewaard, gezouten of vers gekookt gegeten. Zie: cheremsha
Uit het verre Oosten komt de nu steeds bekender wordende zwarte knoflook, een in de schil 40 dagen lang bij 70 graden gedroogde en gefermenteerde knoflook die zacht aanvoelt en zoet van smaak is.
Knoflook is al heel lang bekend. De Egyptische piramidebouwers aten het al. In de Bijbel, de Koran en de Talmoed staat knoflook vermeld. De Oude Romeinen dachten dat het goed was voor de spieren en gaven het aan de gladiatoren te eten.
Aan knoflook worden allerlei geneeskrachtige werkingen toebedacht. Slecht zelden wordt er daar een van bewezen. In de Middeleeuwen werd knoflook geacht de duivel en heksen weg te houden en te beschermen tegen de pest. Knoflook kan inderdaad bacteriëndodend werken dankzij de component allicine. In de klassieke literatuur is knoflook ook genoemd als een middel om vampieren af te weren.
Zie ook: ui, wilde knoflook
Franse term: Ail
Duitse term: Knoblauch
Duitse term: Garlic